Recht op vrede
Een kind in een oorlogssituatie heeft recht op extra bescherming en zorg. De overheid waarborgt dat kinderen jonger dan vijftien jaar niet voor militaire dienst worden opgeroepen. In Nederland mag een jongere vanaf zeventien jaar in het leger, maar hij of zij mag pas meedoen aan oorlogs- en vredesoperaties vanaf achttien jaar.
Oorlog wordt altijd veroorzaakt door volwassenen. Kinderen zijn daar helaas de dupe van. Vroeger werden oorlogen vooral tussen legers gevoerd. Tegenwoordig worden tien keer zoveel burgers als soldaten slachtoffer van oorlog. En een groot deel van hen is nog kind. Door beschietingen, berovingen, verminkingen, verkrachtingen en verlies van familieleden, hebben kinderen vaak jaren later nog psychische problemen. Daarom moeten kinderen hiertegen beschermd worden.
In sommige arme landen vechten kindsoldaten in de oorlog mee. Kindsoldaten kiezen hier niet zelf voor. Veel kinderen zijn ontvoerd, worden misbruikt en gedwongen om drugs te gebruiken en te moorden. Kindsoldaten zijn daarom ook slachtoffer. Ze hebben vreselijke dingen meegemaakt die ze hun hele verdere leven met zich meedragen.
Regeringen die toestaan dat kinderen in de oorlog meevechten, moeten die kinderen ook voor de andere zaken in het leven als volwassenen beschouwen. Dan zouden ze bijvoorbeeld ook stemrecht moeten krijgen.
In oorlogen worden vaak landmijnen gebruikt. Niemand weet waar een landmijn ligt, ook als de oorlog allang voorbij is. Spelende kinderen kunnen hierdoor lang na de oorlog op een landmijn stappen en hun been verliezen. Kindsoldaten worden soms door de soldaten een veld ingestuurd om te testen of er landmijnen liggen.
Bij het Kinderrechtenverdrag is sinds 2000 een extra protocol ter bescherming van kinderen in gewapende conflicten.